Er was eens een vrouw genaamd Kisagotami.
Toen haar eerste kind bijna een jaar oud was, werd het ziek en stierf. Overspoeld door verdriet, smeekte Kisagotami iedereen die zij tegenkwam om een medicijn dat haar kind weer tot leven kon brengen. Uiteindelijk ontmoette zij een wijze man die haar vertelde dat de enige persoon op de wereld die dit wonder zou kunnen verrichten, de Boeddha was. Kisagotami ging naar de Boeddha, legde het lichaam van haar kind aan zijn voeten en vertelde haar verhaal.
De Boeddha luisterde en zei vriendelijk: ‘Er is maar één manier om je nood te lenigen. Ga naar de stad. Breng mij een mosterdzaadje uit een huis waar de dood nog nooit is geweest.’ Kisagotami ging opgetogen op weg. Zij stopte bij het eerste huis en vroeg: ‘De Boeddha heeft mij gevraagd een mosterdzaadje te halen uit een huis dat de dood niet kent’. ‘Oh, hier zijn zoveel mensen gestorven’, werd haar verteld. Ze ging naar het volgende huis. ‘Hier zijn ontelbare sterfgevallen geweest’, zeiden ze daar. En zo ging zij verder en verder, totdat ze besefte dat aan de voorwaarde van de Boeddha niet kon worden voldaan. Zij nam afscheid van het lichaam van haar kind en keerde terug naar de Boeddha. Deze vroeg of zij het mosterdzaadje bij haar had. Zij antwoordde ontkennend: ‘Ik begin te begrijpen wat u mij duidelijk wilt maken.’
‘Het verdriet maakte mij blind. Ik dacht dat ik de enige was die leed onder de dood.’ Toen reageerde de Boeddha: ‘Als je de waarheid van leven en dood wilt leren kennen, weet dat er dan één wet in het universum nooit verandert: alles is voortdurend aan verandering onderhevig. En alles is vergankelijk.’
Wil je reageren, wees dan welkom