Ik loop in de AH met mijn boodschappenkarretje en dans de Argentijnse tango.
Zij wijkt terug, ik ga naar voren.
Ik stap opzij. Ik wacht. Hij wacht. En gaat. Aarzelend, daarna soepel.
Hij vertraagt, ik vertraag.
Ik stop. Zij loopt door, schrikkerig, snel, jachtig.
Hij sjeest overal doorheen, blik strak op de appelmoes, alle voelsprieten uit.
Ik hoop dat iedereen de smaak te pakken heeft gekregen van het samen dansen en dat ik jullie een keer op de tangovloer ga tegenkomen.
Behalve de meneer van de appelmoes.