Besmet met ergernis
Een lieverd van me is snel geërgerd.
Hij vindt nogal makkelijk iets van iets, zeg maar.
Mijn automatische reactie: ik raak besmet met zijn ergernis.
Ik erger me aan zijn ergernis.
Dat zeg ik niet.
Ik houd me in.
Een andere lieverd is ook soms zo’n vurig type.
Bij hem raak ik ook besmet.
Maar bij hem houd ik me niet in.
Ik verdedig datgene waar hij zich aan ergert.
Nuanceer zijn oordeel en veroordeel hem.
Ik vind nogal iets van zijn reactie, zeg maar.
Ergernis in het kwadraat.
Pas was ik in gesprek met mijn eerste lieverd.
Ik was in staat om me niet te laten besmetten met ergernis.
Ik zag hoe hij leed.
En was in staat om te zeggen: ‘lieverd, hoe maakt dit je zo boos?’
En dat wilde ik echt weten.
Toen liet verdriet zich zien.
Dat is voor mij zoveel makkelijker om te ontvangen.
Verdriet blijkt dan ook besmettelijk: ik voel dan ook mijn verdriet.
En ik voel meteen verbondenheid met mijn lieverd.
Boosheid en verdriet: bij kleine kinderen ligt het zo dicht bij elkaar.
Je ziet kleintjes wel ontploffen van woede waarna ze zich radeloos verdrietig ter aarde storten.
Als we opgroeien lijken we in de loop van de jaren een voorkeur te ontwikkelen: we voelen of vooral onze boosheid, of vooral ons verdriet.
En we laten dan ook vooral die boosheid of vooral dat verdriet aan de wereld zien.
Maar wanneer we ruimte maken om te voelen, of iemand anders maakt ruimte, dan laat die andere emotie zich vaak zien.
Goed om te weten.
Om jezelf, als je verdrietig bent, te vragen: is er ook boosheid?
Of om te vragen als die ander boos is: lieverd, wat maakt je boos?
Of: is dit ook verdrietig voor jou?
Het kan iets anders opleveren.
Misschien meer verbondenheid met jezelf of met de ander.
Kijk maar wat nuttig voor je is. Hartelijke groet van Yvonne